20
Ze heeft Jim net gewassen als ik binnenkom. Naakt ligt hij op zijn bed. Ze smeert hem nu in met olie. Mooie handen, aan een mooie vrouw.
‘Ik ben Lonneke. U moet dokter Gerbrands zijn, Jim heeft mij veel over u verteld.’
Zij mag Jim tutoyeren, iets wat hij altijd verafschuwd heeft. Populair gelul, dat jijen en jouen, noemde hij het. Maar bij de naderende dood heeft hij dus zijn mening herzien. Terwijl Lonneke spons, borsteltje en washandje in de met smoezelig water en zeepresten gevulde waskom deponeert, geeft Jim mij het bekende knipoogje. Nou, knipoogje? Iets wat ervoor door moet gaan. Onze code wanneer een bijzondere dame ons pad kruist. Het ontgaat haar niet, getuige haar guitige lach.
‘Mevrouw Van Vuuren heeft mij vorige week gebeld voor een intakegesprek, dokter Gerbrands. Ze kon het niet langer meer aan, dreigde psychisch volledig te decompenseren. De nachten zijn een drama. Toen ik uw vriend voor het eerst bezocht, ben ik mij rot geschrokken. Vanaf zijn middel was hij totaal verlamd en op zijn armen en benen had hij overal blauwe plekken en krabeffecten. Zijn lijf was behoorlijk vervuild, vooral rond de anus.’
‘Echt, Wouter, Lonneke heeft gelijk, Madelijn en Joke verdomden het gewoon mijn reet af te vegen.’
‘Jim chargeert een beetje, dokter Gerbrands, het viel best mee. Omdat defeceren, ondanks het zetten van een klysma, niet meer mogelijk was, heb ik de fecaliën manueel moeten verwijderen.’
‘Jij weet toch wel beter, Lonneke, zeg dat dan. Zeg maar gewoon dat ik niet meer kon schijten en dat je de stront uit mijn reet moest peuteren. Best lekker hoor, Woutertje. Lonneke heeft heerlijke vingers.’
Ze heeft hem zijn onderbroek aangetrokken en zijn haren gekamd. Geroutineerd kleedt zij hem verder aan. ‘Niks geen duffe pantoffels vandaag, Jim, maar een paar hippe tennisschoenen.’ Ze zet de rolstoel naast zijn bed. Daarna slaat ze haar armen om zijn nek en trekt hem overeind. Ze rust even uit en zet hem met een vloeiende beweging in zijn rolstoel. Dankbaar kijkt hij haar aan.
‘Weet je, Wouter, dat ik Lonneke nog als klein kind in de praktijk heb gehad? Toch wel apart dat ze nou mijn piemel en mijn ballen wast. Ze zegt dat ik mij moet overgeven.’
‘Zo is het niet helemaal gegaan, Jim.’ Lonneke is behalve mooi ook gezegend met een prettige stem. ‘Als wij verpleegsters voor het eerst bij zo’n ernstig verlamde patiënt als dokter Van Vuuren komen, geven wij hem een washandje om zelf zijn intieme delen te wassen. Dat lukt natuurlijk niet meer en het ijs is dan gebroken. Daarna zijn zij zonder uitzondering bijzonder coöperatief. Ik ga opruimen, Jim, ik moet verder.’
Ze morst zeepwater op het dressoir.
‘Verdomme, Lonneke, dat is een ramp, een regelrechte ramp. Daar heb ik mij jaar in, jaar uit het lazarus voor gewerkt en jij verruïneert dat allemaal, stom wijf. Donderstraal maar op ook, je hoeft niet meer te komen. En jij,Wouter Gerbrands, sodemieter ook maar op. Vooruit, opzouten.’
Wij verlaten de kamer, waarbij Lonneke weer wat water op de vloer morst. Hij heeft het gelukkig niet gezien. Beneden vraagt Madelijn of we koffie willen.
‘Was jij nu zijn slachtoffer, Lonneke? Volgens mij kreeg jij nou de volle laag.’
‘Geeft niet, mevrouw Van Vuuren, ik word ervoor betaald, maar zo bizar als uw man zich gedraagt, heb ik het nog nooit bij een als-patiënt meegemaakt. U wel, dokter Gerbrands?’
‘Wat zeg je, Lonneke?’
‘Of dit gedrag bij een als-patiënt normaal is?’
Haar vraag gaat langs me heen.
Lonneke heeft een voorstel. ‘Als we nu eens een portakabin tegen de keuken plaatsen, dan hebt u tijdens de dagelijkse wasbeurt een tijdje het huis voor u alleen, mevrouw Van Vuuren.’
Binnen een dag staat daar een portakabin. Het blijkt het ideale washuis. Toilet op maat, een enorme douchebak met aan de extra lange stang een grote douchekop met een lekkere, masserende waterstraal. Er is ruim plaats voor een tillift, die intussen absoluut onmisbaar is, in zo’n moordend tempo is zijn motoriek te gronde gegaan. Naakt zijn bij de meiden die hem verzorgen, is een vanzelfsprekendheid geworden. Zoals hij grijnzend zegt: ‘Het laatste pak heeft geen zakken.’ Eten, drinken, plassen, poepen, inzepen, wassen, afdrogen, insmeren met olie zijn zijn overlevingsrituelen geworden. Hij kijkt veel tv, heeft geen zin meer in bezoek. Want ineens willen allerlei vage lieden die zich vriend of vriendin noemen, nog bij hem langskomen. Louter uit nieuwsgierigheid en die wenst hij niet te bevredigen.
’s Morgens stipt om tien uur is Lonneke bij hem. Vanuit de kamer wordt hij in zijn rolstoel door de keuken naar zijn natte ruimte gereden. Daar wordt hij uitgekleed. Met de tillift wordt hij uit de rolstoel in een soort hangmat getakeld. Daarna kruipt Lonneke achter het bedieningspaneel. De grijparmen tillen hem op en zij manoeuvreren hem tot recht boven de wc. Ondertussen worden de meest wrange grappen gemaakt. Zo is de sfeer toch wel redelijk ontspannen.
‘Kijk, dokter Gerbrands,’ vertelt Lonneke mij, ‘het moet natuurlijk geen dolle boel worden, want uiteindelijk gaat hij toch gewoon dood. Begrijpt u?’
Ik begrijp het heel goed.
Vlak boven de wc laat ze hem langzaam zakken, tot hij keurig op de bril zit. Plassen lukt nog wel, maar voor het poepen heeft ze hem voor het opstijgen een klysma gegeven, en toen hij nog goed kon slikken een paar slokken van een vreselijk vies laxerend drankje. Omdat hij niet meer kan persen, moest ze hem bijna altijd helpen. Dan wordt hij weer een beetje omhooggehesen, waarna de behendige vingers van Lonneke tussen de leren strepen van de hangmat door de poep keutel voor keutel uit zijn anus peuteren. Nooit heeft Jim kunnen vermoeden hoe bevrijdend dat kan werken. Hij vindt het nog lekker ook. Na de toiletgang wordt hij weer op zweefhoogte gehesen en onder de grote douchekop gehangen. Dan komt Lonneke vanachter de bedieningsknoppen naar hem toe en zeept ze hem heerlijk in. Niets slaat ze over. Soms is er iets van een hoogstandje van zijn eens zo statige pik. Lonneke vertelt mij dat sommige terminale heren met een spierziekte haar verbaasd hebben met zeer bijzondere prestaties.
‘Essentieel, dokter Gerbrands, de seksuele drang bij als-patiënten blijft tot de dood bestaan.’
Glimmend van het badschuim wordt hij daarna bijna een halfuur onder de dikke warme waterstralen gezet. De ideale temperatuur is achtendertig graden. Ondertussen geeft ze hem sinaasappelsap via een rietje, maar dat gaat ook steeds moeilijker. Zelf wordt Lonneke drijfnat bij zijn wasbeurt, wat hem eens tot een zeer intieme invitatie heeft verleid. Met gesloten ogen hangt hij daarna onder de douche. ‘Hij is zo in zichzelf gekeerd, dokter Gerbrands, dat ik af en toe denk dat hij is overleden.’
Ze maakt de onvergeeflijke fout om hem te vragen waarom hij geen kinderen heeft.
‘Haal die koppijn weg, stomme trut, in plaats van die stomme vragen te stellen.’
Ze schrikt zich rot van zijn harde stem en van de gemene blik in zijn ogen. Hij is kinderloos omdat zijn vrouw een hoer is geweest. En Conny is een nymfomaan kreng dat door moeder-overste op hem is afgestuurd om een kind van hem te krijgen. En moeder-overste heeft dat gedaan in opdracht van zijn overleden vader, omdat die ouwe zelfs na zijn dood nog invloed op hem probeert uit te oefenen. En omdat hij dat goddelijke lijf van Conny niet heeft kunnen weerstaan, is hij met deze vreselijke ziekte gestraft. En nou heeft moeder-overste haar, Lonneke, ook weer gestuurd om alsnog een nieuwe Van Vuuren in de praktijk te krijgen. Eigenlijk is dat vreselijk gemeen van moeder-overste, omdat ze verdomd goed weet dat zijn zaad besmet is met dat als-virus.
‘Na dit belachelijke verhaal heb ik hem afgedroogd en in bed gelegd. Al die tijd heeft hij niets meer gezegd.’
De volgende dag wil hij vanwege de koppijn zijn bed niet uitkomen. Als hij ook alles onderspuugt, gaat ze naar Lotte in de praktijk. Die geeft hem twee injecties, morfine tegen de koppijn en motilium tegen het braken. Volgens Lotte zijn de immense spanningen de dokter te veel geworden. Ze vraagt Conny zijn nekspieren wat los te masseren, maar bij de geringste aanraking begint hij te gillen en scheldt hij Conny voor tyfushoer uit.
‘Ik heb Conny weggestuurd en hem gevraagd waarom hij haar zo uitschold. Uitschelden? Hij wist nergens van. Echt, dokter Gerbrands, uw vriend is door die als volledig de weg kwijt.’
Maar, Wouter Gerbrands, dit bezopen gedrag past toch ook weer naadloos bij een ruimte-innemend proces in de schedel? Niks spastische koppijn, niks posttraumatische stressstoornis, niks complicaties bij een progressieve als, niks manisch-depressieve psychose. Dit is gewoon een hersentumor. Gebruik je gezonde verstand, Wouter Gerbrands, en natuurlijk je ervaring. Wat heeft je grote leermeester in Den Haag je ook alweer voorgehouden?
Twee jaar heb ik bij de Militaire Geneeskundige Dienst in de Riouwstraat in Den Haag gewerkt. Als pas afgestudeerd arts heb ik daar twee fantastische jaren gehad, en uiteindelijk ben ik er als kapitein-arts afgezwaaid. In kolonel-psychiater Bomers heb ik een geweldige leermeester gehad. Een aimabele, ludieke man met het hart op de juiste plaats. Wij zaten er op de bovenverdieping van een riant oud herenhuis met twee psychiaters en twee pas afgestudeerde artsen, van wie ik er een was. Iedere dag kregen we daar een smakelijk menu van psychisch gederailleerde militairen voorgeschoteld. Dienstweigeraars, bedplassers, querulanten, alcoholisten, kleptomanen, lieden die een zedenmisdrijf hadden begaan of, nog erger, verkrachters en af en toe een moordenaar.
We moesten rapporten over hen maken, die iedere vrijdagmiddag werden besproken. Vaak leidde dat tot heel heftige discussies, met boven alle partijen de wijze Bomers. Zijn aanpak van een medische casus was uniek.
‘Zo, collega, dus u dicht deze jongeman een ernstige borderline toe?’ En tegen een andere dokter: ‘Deze meneer is recidiverend psychotisch? Juist, u vindt hem manisch-depressief?’ En dan ging Bomers op de vertrouwelijke toer. ‘Dus, waarde collega, u bent volledig zeker van uw zaak? U bent nog niet klaar, u hebt ook nog aanvullende informatie? Ik ben benieuwd. Ach zo, deze meneer heeft ook last van continue hoofdpijn en regelmatig braken? Dat werpt een heel ander licht op de zaak, dat ben ik volledig met u eens. Hebt u verder anamnestisch nog wat gevonden?’
‘Nee.’
‘Hebt u de patiënt lichamelijk nagekeken?’
‘Ja, collega Bomers, hart en longen normaal, ecg normaal, mooie bloeddruk, normale bloedwaarden. In de urine geen eiwit en suiker.’
‘Hebt u zijn ogen gespiegeld?’
‘Alleen wat geslingerde vaten.’
‘Reflexen?’
‘De rechterkniepeesreflex was wat verlaagd, verder normale reflexen.’
‘Wat stelt de jonge dokter voor?’
‘Een lumbaalpunctie, een foto van de schedel en een elektro-encefalogram.’
‘Wat hoopt u daar te vinden, collega?’
‘Onrustige hersengolven, waarde Bomers.’
‘Mooi, waar denkt u eigenlijk aan?’
‘Aan een hersentumor, collega.’ Bomers was vervolgens opgestaan en had de betreffende dokter een hand gegeven.
‘U hebt het klassieke verhaal van een ruimte-innemend proces in de schedel verteld. Generaties collegae hebben deze klachten of over het hoofd gezien of gebagatelliseerd, waardoor patiënten vaak onnodig geleden hebben en door hun omgeving veelal als ernstig psychisch gestoord werden beschouwd. Zoals u de klachten hebt gebracht, ben ik er bijna zeker van dat wij te maken hebben met een astrocytoom, oftewel de meest kwaadaardige tumor, graad IV. Nogmaals, collega, dit is nou typisch het voorbeeld van een instinker. U hebt gelukkig datgene gedaan waarvoor u hebt gestudeerd: een goede dokter zijn. Prettig weekend.’
Bomers was al lange tijd dood. Ik hoor het hem nog zeggen: ‘Het klassieke verhaal van een hersentumor, collega.’
Maar, Wouter Gerbrands, hij zei ook: ‘Typisch het verhaal van een instinker.’
Jim
2005
Natuurlijk denk ik na over de dood. Meer dan me lief is. Maar hij – is de dood eigenlijk wel mannelijk? – nadert wel met rasse schreden. Essentieel is hoe mijn eigen sterven zal zijn. De angst om te stikken zit er bij een als-patiënt diep in. Gelukkig heeft die als-kenner uit Utrecht mij een brief gestuurd met een paar nuttige tips. Het PS onder zijn brief was wel heel ludiek.
Ik vond u, mijn waarde collega, best een aardige patiënt. Ik had de indruk dat dat niet wederzijds was.
De als-dokter bleek toch nog enig invoelend vermogen te hebben.
Tot mijn verontschuldiging wil ik u zeggen dat meehuilen met de wolven in het bos in uw geval totaal zinloos was. U was meer gebaat bij de waarheid.
Hij bleef geheel in stijl door te suggereren dat ik maar mijn beste beentje voor moest zetten.
Als ik dus niet wil stikken, moet Wouter maar handelend optreden. Zo’n scen-arts die de euthanasie toetst, wens ik niet aan mijn bed te ontvangen. Mooi, daar hoef ik dus niet meer over te piekeren.
Zoals afgesproken regelt moeder-overste mijn begrafenis, in stijl in de kapel van het klooster. Zij heeft mij beloofd mij respectvol toe te spreken. Mijn laatste rustplaats wordt het familiegraf. Ik kom recht boven mijn vader te liggen. Eindelijk ben ik dan de baas, kan ik op hem neerkijken, hem zelfs kleineren. Het zit wel diep, Jim van Vuuren. Zullen veel mensen mij daar komen opzoeken? De nieuwe dokter Van Vuuren? Alleen? Samen met Madelijn? Samen met zijn moeder? Samen met Wouter? Samen met Madelijn en Wouter? Hij komt vast met Madelijn, Wouter, en met zijn moeder.
Ik weet zeker dat veel patiënten bij mij langs zullen komen, om met mij te praten en me om raad te vragen. Die mensen kunnen gewoon niet buiten hun dokter. Doe niet zo belangrijk, Jim van Vuuren, als je dood bent, zijn ze je zo weer vergeten. En als er een nieuwe dokter Van Vuuren in het dorp komt, blijven ze gewoon weg. Moet er dan wel een nieuwe Van Vuuren komen? Natuurlijk komen de nonnen langs om bij mij te bidden. Nee, Jim, de paden op de begraafplaats zijn niet rollatorproof. Dus gebeden wordt er ook niet op mijn graf. Er is wel een schrale troost: de muggen laten mij daar met rust. Ik krijg nieuwe vrienden. De wurmen zullen mij in groten getale komen opzoeken, op zon- en feestdagen een verdwaalde mol. Veel eetbaars zullen ze niet meer aantreffen. Alles bijeen geen leuke vooruitzichten, Jim van Vuuren. Vergeten en opgegeten.
Ik ben zeiknat van het zweet. Ik ga mijn cipier bellen en vragen om mij een droge pyjama aan te trekken en de volle katheterzak te verwisselen.
Helaas, ik kan niet bij het belletje!